Je wilt dat vervelende beeld in de spiegel veranderen, je wilt aan je gezondheid werken of je streeft naar zo min mogelijk vetmassa voor een wedstrijd of betere sportprestatie.
In ieder geval wil je werken aan je vetpercentage.
Voordat je daar aan kan werken moet je eerst weten waar je nu staat; je wilt jouw vetpercentage meten..
De vraag is alleen hoe je dat gaat doen?
"Ga maar op de weegschaal staan en hou deze handvaten vast, dan kunnen we je vetpercentage direct aflezen." zei Korkie A. die fan is van de Inbody / Tanita weegschaal.
"Die gekke weegschalen? Nee joh, daar klopt niks van. Kom maar, ik doe wel even een aantal huidplooi metingen bij je, die zijn veel betrouwbaarder." zei je favoriete personal trainer waar tegen je vertelde dat je jouw vetpercentage laatst hebt gemeten in de sportschool.
Yeah, right.
Wat moet je eigenlijk nog geloven? Kun je jouw vetpercentage nu wel of niet betrouwbaar (laten) meten?
Ja, je kunt jouw vetpercentage meten, maar verwacht 1 van de volgende 2 scenario's:
- Het kost je (veel) GELD en de uitkomst is niet zo betrouwbaar.
- Het kost je GEEN GELD en het is 100% betrouwbaar, maar je betaalt er met je leven voor.
HUH ?! Waarom zou ik er met m'n leven voor betalen?
100% betrouwbaar jouw vetpercentage meten?
De enige manier waarop je jouw lichaamsvetpercentage 100% betrouwbaar kunt meten is door jezelf te laten omleggen, iemand al je lichaamsvet er laten af snijden, dit dan te wegen en dan uiteindelijk jezelf weer tot leven te wekken..
Maar deze optie zie ik iemand niet zo snel doen.
Andere manieren voor een vetmeting
Ja, we kunnen jouw vetpercentage OOK op andere manieren meten. Denk hierbij aan:
- Onderwater wegen
- BOD POD (afgesloten cabine om te kijken naar verplaatsing van lucht in plaats van water zoals bij onderwater wegen)
- Inbody of Tanita weegschalen (Bio Impedantie Analyse)
- Huidplooi metingen (dikte van huidplooi op verschillende plaatsen op het lichaam)
- DEXA scan (dual energy X-ray absorptiometry)
MAAAAR.. dit is allemaal niet meer dan een schatting van je vetpercentage.
Vergelijk het met Piet Paulusma - de weerman - die je vertelt wat voor weer het wordt.
Het weer - dat Piet presenteert - wordt niet opgemeten (want we kunnen onszelf niet transporteren naar de toekomst ofzo), maar dat weer wordt voorspelt op basis van allerlei andere metingen (zoals de luchtdruk etc.).
En precies datzelfde doen al die methodes om je vetpercentage te bepalen; ze voorspellen/schatten jouw vetpercentage op basis van een aantal andere metingen.
Laten we kijken hoe al die manieren jouw vetpercentage bepalen en welke het meest betrouwbaar is van al deze methodes.
Klik hier om direct door te scrollen naar de conclusie, je slaat dan de uitgebreide uitleg per methode over.
Hoe je lichaam is opgebouwd
Voordat we iets zinnigs kunnen zeggen over al die methodes, moeten we begrijpen hoe ons lichaam is opgebouwd.
De meeste methodes schatten je lichaamsvetpercentage door je lichaam op te delen in vetvrije massa en vetmassa (2-compartimenten model). Door dan bepaalde metingen met aannames te combineren, wordt jouw vetvrije massa geschat en op basis daarvan reken je dan jouw vetmassa (en dus je vetpercentage uit).
Het is natuurlijk logisch dat hoe verder je deze 2 delen specificeert, des te betrouwbaarder de uitkomst wordt.
Vetvrije massa kun je weer onderverdelen in water en overige vetvrije massa (3-compartimenten model) en die overige vetvrije massa kun je weer onderverdelen in mineralen/botmassa en eiwitten (4-compartimenten model). Zie afbeelding hieronder.

Van deze 3 modellen, zijn in het 4-compartimenten (4-C) model de compartimenten het meest gespecificeerd, wat betekent dat de aannames die we doen om de compartimenten te berekenen het meest betrouwbaar (aannames als dichtheid van vet en water bijvoorbeeld) zijn.
Daarom beschouwen we het 4-C model als meest betrouwbaar en gebruiken we deze als "gouden standaard" --> op basis van dit model wordt de betrouwbaarheid van de verschillende methodes bepaald om je vetpercentage te meten.
HELAAS kun je je vetpercentage niet laten berekenen op basis van het 4-C model. Dit model vraagt naast veel werk en berekeningen, vooral VEEL geld. Het 4-C model wordt eigenlijk alleen maar gebruikt in wetenschappelijk onderzoek.
Laten we kijken hoe betrouwbaar de methodes op basis van het 2-compartimenten en het 3-compartimenten model zijn.
Onderwater weging
Onderwater wegen - ook wel hydrostatisch wegen genoemd - werd lang beschouwd als de "gouden standaard" voor het bepalen van het vetpercentage.
Hier wordt je lichaamsgewicht in water gewogen en wordt er gekeken naar hoeveel water je lichaam verplaatst (lichaamsvolume).
Dan wordt jouw lichaamsdichtheid berekend op basis van 2 principes: 1) Vetvrije massa heeft een hogere dichtheid dan vetmassa (meer gewicht voor hetzelfde volume) en 2) vetmassa blijft drijven, terwijl vetvrije massa zinkt.
Met jouw lichaamsdichtheid wordt dan je vetvrije massa geschat, waarna je vetmassa wordt bepaald.
Betrouwbaar?
Of een meting op dezelfde wijze onder dezelfde omstandigheden herhaald kan worden, speelt een grote rol in de mate van betrouwbaarheid.
En als je ooit een keer een onderwater weging hebt meegemaakt, weet je dat het geen pretje is.
Je moet jezelf in een vreselijk strak zwempak hijsen en zorgen dat er geen lucht onder je zwempak zit. Dan moet je doodstil gaan zitten op een stoel die het water in zakt. Voordat ze je gewicht meten moet je hele lichaam eerst helemaal onder water zijn en moet je zorgen dat alle lucht uit je longen blaast. Als je dan onderwater zit moet je ervoor zorgen dat er geen luchtbellen plakken aan je lichaam onder water.
Je kunt je voorstellen dat er in dit proces heel veel fout kan gaan; je blaast bijvoorbeeld niet hard genoeg al het lucht uit je longen of er blijven luchtbellen achter in je haar..
Je zult die metingen dus veel keer moeten herhalen om zo betrouwbaar mogelijk te zijn..
Ok, stel dat al die bovenstaande factoren in orde zijn en de omstandigheden 100% perfect zijn.
Dan nog zijn er vaak meetfouten in deze methode doordat er altijd lucht achter blijft (waardoor je dus extra blijft drijven) in je spijsverteringskanaal en longen (bekend als residuaal volume). Hoewel we dat residuale volume precies kunnen meten, wordt dit vaak geschat (wat voor meetfouten zorgt).
MAAR de grootste meetfout zit hem in het moment dat we in deze methode je vetpercentage gaan berekenen op basis van je lichaamsdichtheid. In deze methode neem je aan dat je lichaamsdichtheid vast gegeven is, maar dat is niet zo. Dit kan namelijk verschillen per moment en per persoon.
Studies laten zien dat de dichtheid van onze vetvrije massa per etniciteit verschilt, maar ook veranderd als je gewicht verliest en afhankelijk is van hoe gehydrateerd je bent.
Het is dus niet echt betrouwbaar om op basis van de dichtheid van vetvrije massa iets te zeggen over je vetpercentage.
Onderwater wegen vs 4-C model
Als je écht wilt weten hoe betrouwbaar onderwater wegen is in de praktijk, moet je vetpercentages gemeten met onderwater wegen en gemeten met het 4-C model met elkaar gaan vergelijken.
Deze studie laat zien dat er soms wel een fout van 5 tot 6% zit in de onderwater weging als je dat vergelijkt met het 4-C model. Dat betekent dat je via het onderwater wegen een vetpercentage van 20% zou meten, maar dat dit in werkelijkheid 15% of 25% kan zijn.
Die foutmarge is redelijk groot..
Diezelfde onbetrouwbaarheid zie je terug als je het vetverlies over tijd van verschillende personen gaat monitoren.
Stel dat je je vetpercentage wilt verlagen en je daarvoor je vetpercentage meet aan het begin en aan het eind van een periode via onderwater wegen.
Dat deden ze in deze studie, waarbij ze die begin- en eindmetingen met onderwater wegen dan weer vergeleken met de begin- en eindmetingen van het 4-C model.
Hoewel ze bij personen goede vergelijkbare uitkomsten vonden, vonden ze ook uitkomsten die ver van elkaar vandaan lagen. Zo vonden ze bijvoorbeeld dat een persoon volgens het onderwater wegen 2% was gezakt in vetpercentage, terwijl zijn vetpercentage in werkelijkheid 10% was gedaald..
Dat is een groot verschil..
Bod Pod
Net als met onderwater wegen meet je in de Bod Pod ook je lichaamsgewicht en volume op, maar de Bod Pod meet nu het volume van je lichaam op basis van de hoeveelheid lucht in de cabine in plaats van het waterniveau.
Op basis van je lichaamsgewicht en volume bereken je dan weer de dichtheid van je lichaam en zo verder..
Bod Pod vs 4-C model
Als je de betrouwbaarheid van de Bod Pod wilt weten, moet je deze in de praktijk weer vergelijken met het 4-C model.
Onderzoek laat zien dat het verschil in vetpercentage gemeten door de Bod Pod en het 4-C model kan oplopen tot een verschil van 6% en soms wel tot een verschil van 15%.
Deze verschillen zie je ook weer terug als je de begin- en eindmetingen van verschillende personen vergelijkt gemeten met de de Bod Pod en het 4-C model. In deze studie bijvoorbeeld gaf de Bod Pod een afname van 1% in het vetpercentage aan, terwijl die persoon in werkelijkheid (4-C model) 10% gestegen was in zijn vetpercentage.
Zou je mooi zijn blij gemaakt met een dooie mus..
Dat de Bod Pod nog onbetrouwbaarder is dan de onderwater wegingen heeft er mee te maken dat er meer factoren meespelen in de berekening van de Bod Pod. Zo speelt de lichaamstemperatuur en de vochtigheid een rol bij de Bod Pod.
BIA (Tanita en InBody)
BIA staat voor Bio-elektrische Impedantie Analyse en is één van de snelste en makkelijkste voor het meten van je vetpercentage.
Vaak ga je met blote voeten op een apparaat van bijvoorbeeld InBody of Tanita staan en druk je op een start knop (zie afbeelding hieronder).
Dat apparaat stuurt dan een kleine elektrische stroom van het ene punt naar het andere punt. Om van het ene naar het andere punt te kunnen komen, moet deze elektrische stroom door je lichaam.
Op basis van het principe dat een elektrische stroom de weg van de minste weerstand zoekt, kunnen we dan je vetmassa en vetvrije massa bepalen. Vetmassa bevat namelijk nauwelijks water, terwijl vetvrije massa veel water bevat. Die elektrische stroom ondervind dus minder weerstand in vetvrije massa.
Door de weerstand van die elektrische stroom te bepalen zou je theoretisch dan een schatting kunnen maken van hoeveel vetvrije massa en vetmassa die persoon bevat.
Klinkt goed, niet?
Er zijn echter wel een paar dingetjes waar je bij BIA bij moet stilstaan. Net als dat onderwater wegen beïnvloed kan worden door de hydratatie status van de persoon, wordt BIA hier ook door beïnvloed. En misschien is dit effect nog wel groter --> hoe slechter je gehydrateerd bent, des te minder water je lichaam bevat. Minder water betekent een grotere weerstand en dat kan dan opgevat worden als minder vetvrije massa en meer vetmassa, terwijl dat helemaal niet aan de orde is.
Ook zijn er heel veel apparaten waarbij die elektrische stroom slechts een klein gedeelte van je lichaam bereikt en dus zal het geschetste beeld niet heel representatief zijn voor je gehele lichaam.
BIA vs 4-C model
Als we BIA in de praktijk gaan vergelijken met het 4-C model dan zie je dat BIA de vetmassa in personen onderschat. In deze studie zie je dat de vetmassa in 20 van de 50 mensen in totaal met 8 kg of meer wordt onderschat ten opzichte van het 4-C model. In 12 personen onderschatte de BIA de vetmassa zelfs met 10 kg of meer..
Dat BIA jouw vetmassa vaak onderschat is logisch, die elektrische stroom neemt het onderhuidse vet niet mee. Dit kan dus betekenen dat je veel vet bent verloren (onderhuids vet), terwijl BIA geen verschil laat zien.
Ook als je jouw vetpercentage wilt tracken in een bepaalde periode is BIA niet een hele goede optie. Het verschil tussen de begin- en eindmetingen van BIA en het 4-C model schommelde in deze studie namelijk tussen -3,6% en 4,8%.
Dat betekent dat je bijvoorbeeld 3.6% lichaamsvet zou kunnen verliezen, terwijl BIA geen verschil laat zien.
In een andere studie met bodybuilders was dat verschil in sommige gevallen nog groter --> daar vonden ze een verschil van 8% tussen het 4-C model en BIA.
Waardeloos en geen touw aan vast te knopen dus..
Waarom claimen grote merken als InBody en Tanita dan dat hun apparaten mega betrouwbaar zijn?
Naast dat het veel marketing onzin is, is het grootste probleem met deze claims dat ze de schatting/berekening in hun apparaten baseren op een andere schatting.
Als InBody een nieuw apparaat op de markt brengt, verzamelen zij een grote groep mensen van wie InBody de lichaamssamenstelling gaat bepalen.
Op basis van die lichaamssamenstelling, de uitkomsten van hun apparaat en andere persoonlijke variabelen (zoals lengte, gewicht en geslacht) stellen ze dan een vergelijking op. Die vergelijking verwerken ze in het apparaat en zo kan dat apparaat dan het vetpercentage schatten van de degene die zijn gegevens invult en op dat apparaat gaat staan.
In die proefpersonen meten ze niet met het 4-C model (meest betrouwbare methode), maar vaak met onderwater wegen. En zoals je hebt gezien gaat het bepalen van je lichaamssamenstelling met behulp van onderwater wegen niet foutloos.
Het is dus eigenlijk een methode gebaseerd op een andere methode die vaak al fouten bevat.
Stel nu dat er in het onderzoekje van InBody uitkomt dat hun apparaten heel nauwkeurig overeenkomen met metingen gedaan met onderwater wegen in een zelfde persoon, dan zegt dit dus helemaal niets..
InBody kan dus wel claimen dat de resultaten heel betrouwbaar zijn, maar vaak is de hele manier waarop ze dit hebben getest al niet betrouwbaar.
Huidplooi metingen
Met een huidplooi meting meet je de dikte van huidplooien op verschillende (standaard) plaatsen op het lichaam. Je pakt hierbij een stuk huid met daarbij het onderhuidse vet (geen spier) zoals je ziet op de foto hieronder.
Dit wordt meestal gedaan op 3 tot 7 standaard plekken op het lichaam, afhankelijk van welke formule er wordt gebruikt.
De diktes van alle huidplooien bij elkaar opgeteld vormt een waarde die dan samen met je leeftijd wordt ingevoerd in een formule. De uitkomst van die formule is jouw lichaamsdichtheid, wat dan ingevoerd wordt in een andere formule die jouw vetpercentage berekend.
Verschillende bronnen van fouten
Bij deze methode moet je goed weten wat je doet en veel ervaring hebben met het meten van huidplooien, want de allergrootste fout zit vaak bij degene die het opmeet.
Deze methode is heel gevoelig voor de gebruikte techniek van knijpen door degene die meet. Ook is het belangrijk dat je bij ieder persoon de juiste plek (zoals aangegeven bij de formule die gebruikt wordt) op het lichaam kunt herkennen.
Heel vaak zie je een personal trainer deze methode gebruiken om het vetpercentage te bepalen; even snel wat huidplooien vastpakken, opmeten met een speciale knijptang en invoeren in een calculator. De eerst volgende keer dat je dat iemand ziet doen, weet je dus dat er niets van klopt..
Deze metingen kosten tijd, ze vragen namelijk veel nauwkeurigheid en moeten per plek een paar keer worden herhaald voor het beste resultaat.
Een andere bron van fouten is de formules die worden gebruikt. Die formule blijft altijd een schatting op basis van een andere schatting (zoals ik vertelde bij BIA).
Daarnaast zijn de formules om huidplooi metingen om te zetten in vetpercentages ook alleen geldig voor de desbetreffende populatie waarop deze formule is gebaseerd. Als de formule alleen bruikbaar is voor blanke mannen tussen de 18 en 61 jaar is deze niet betrouwbaar voor een andere bevolkingsgroep. Je zag bij onderwater wegen namelijk dat de dichtheid van jouw vetvrije massa afhankelijk is van je etniciteit.
Als laatste moeten we rekening houden met het feit dat deze formule een schatting maakt van de vetvrije massa, maar dat die vetvrije massa veranderd als je gewicht verliest (zoals je las in het stukje van onderwater wegen). Als je deze methode dus wilt gebruiken om jouw vetpercentage te berekenen voor en na een periode van afvallen, kan dit voor problemen qua betrouwbaarheid van de uitkomsten zorgen.
Huidplooi metingen vs 4-C model
Als we de vetpercentages berekend op basis van huidplooi metingen gaan vergelijken met de vetpercentages op basis van het 4-C model, zien we zoals verwacht hele grote verschillen. Verschillen die soms oplopen van een 15% onderschatting tot een 10% overschatting van het vetpercentage (zoals in deze studie).
Als we dan kijken naar de verschillen in begin- en eindmetingen van je vetpercentage tussen een meting op basis van huidplooien en het 4-C model, zien we iets minder kleine fouten, maar nog steeds te groot om iets zinnigs te kunnen zeggen over jouw vetpercentage. Bij vrouwen met obesitas die gewicht hadden verloren en bodybuilders zie je onderschattingen van 5% en onderschattingen tot 3%.
Ook deze methode is dus niet echt betrouwbaar om jouw vetpercentage te meten.
MAAAARR..
Maar er is 1 manier waarop we een groot deel van al die fouten kunnen oplossen en huidplooi metingen WEL betrouwbaar te maken.
Op het moment dat de totale som van jouw huidplooi diktes daalt of sommige huidplooi diktes dalen, kun je ervan uitgaan dat je vet aan het verliezen bent.
Zo kun je de huidplooi metingen prima met elkaar vergelijken, mits ervaring hebt met het meten van deze huidplooi metingen en je dus zeker weet dat je die huidplooien op de juiste manier meet.
Jouw exacte vetpercentage kun je dan niet berekenen, maar op deze manier is het een prima methode om jouw vooruitgang te tracken.
DEXA (3-compartimenten)
DEXA (Dual-Energy X-ray Absorptiometrie) is de enige methode in deze lijst die gebaseerd is op het 3-compartimenten model.
Je zou verwachten dat deze methode dan het meest betrouwbaar is, maar is dat ook zo?
Een DEXA scanner is oorspronkelijk ontwikkeld om je botdichtheid te meten, maar tegenwoordig wordt het ook gebruikt om je lichaamssamenstelling te meten. Per lichaamsdeel kan het een schatting maken van de samenstelling.
De techniek van DEXA scans is in de afgelopen jaren heel veel verbeterd (vroeger duurde een scan 25 minuten en nu nog maar 5-7 minuten).
Omdat een DEXA scan de botdichtheid meet, heeft de variabiliteit in botdichtheid per persoon geen invloed op de schatting van de vetvrije massa (zoals wel het geval is in alle methodes met het 2-compartimenten model).
Maar helaas zijn er nog steeds andere bronnen van fouten in deze DEXA scans. De uitkomsten tussen verschillende dexa scanners van verschillende bedrijven kunnen verschillen van elkaar en ook tussen scanners van hetzelfde bedrijf kunnen verschillen optreden. Ook kan een update in het algoritme van de scanners zorgen voor verschillende uitkomsten per persoon (meting voor en na een algoritme update).
Daarnaast moeten we ook rekening houden met de fout die in alle eerder besproken methodes is teruggekomen; hydratatie van je vetvrije massa. Een verschil van 5% in hydratatie van je vetvrije massa kan namelijk al zorgen voor een meetfout van 3% in je dexa scan resultaat.
DEXA vs 4-C model
Als we de DEXA scans in de praktijk vergelijken met het 4-C model voor het berekenen van je vetpercentage zien we in deze studie een foutmarge die kan oplopen tot 4%. Die foutmarge kan zelfs oplopen tot 8% zoals we zien in deze studie.
Als we dan kijken naar de verschillen in begin- en eindmetingen van je vetpercentage gemeten met een DEXA scan en het 4-C model, dan zien we een verschil van 4% in deze studie onder bodybuilders en een overschatting van de DEXA scan tot wel 5% in deze studie.
Dat wil dus zeggen dat de DEXA scan een afname in vetpercentage van 5% zou kunnen vinden, terwijl je in werkelijkheid (4-C model) geen vet bent verloren.
Ook deze studie vond dezelfde verschillen tussen een DEXA scan en het 4-C model; een persoon zijn vetpercentage was volgens de DEXA scanner met 5% gedaald, terwijl het 4-C model aantoonde dat zijn vetpercentage juist met 5% was gestegen.
Ondanks dat een DEXA scan gebruik maakt van het 3-compartimenten model (waarom je zou denken dat een DEXA scanner betrouwbaar is) is de betrouwbaarheid van een DEXA scan dus ook niet echt om naar huis te schrijven..
Conclusie; welke methode te kiezen?
Voor het meten van je vetpercentage heb je verschillende methodes.
Belangrijk om te beseffen is dat al deze methodes jouw vetpercentage niet direct meten. Deze methodes meten andere gegevens en bij het invullen van die gegevens in een formule wordt dan jouw vetpercentage geschat.
De meest betrouwbare manier om jouw vetpercentage te meten is door meerdere methodes te combineren (4 compartimenten model). Helaas is deze manier van werken niet voor iedereen beschikbaar -> dit wordt alleen gebruikt in wetenschappelijke studies.
Een samenvatting van de methodes die wel beschikbaar zijn voor iedereen, met daarachter het foutpercentage uit verschillende onderzoeken genoemd in de uitleg hierboven:
- Onderwater wegen (5% -8% foutmarge)
- BOD POD (6% tot soms wel 15% foutmarge)
- BIA, denk aan Tanita en InBody apparaten (3% - 8% foutmarge)
- Huidplooi metingen (5% tot soms wel 15%)
- DEXA scan (4% - 8%)
Zoals je ziet zijn ALLE methodes NIET écht betrouwbaar..
Alle bevatten ze een foutmarge van 3% tot soms 8%, wat bij sommige kan oplopen tot wel 15%.
Dat wil zeggen dat de methode een vetpercentage van 35% kan aangeven, terwijl je in werkelijkheid maar een vetpercentage van 20% hebt. Of dat de methode een vetpercentage meet van 15% terwijl je vetpercentage in werkelijkheid maar 12% is..
Heb je dus geen kl*te aan..
Maar hoe moet ik dan m'n vetpercentage meten?
De vraag die we beter kunnen stellen is of jouw vetpercentage wel zo belangrijk is?
JA NATUURLIJK is jouw vetpercentage belangrijk, maar dat percentage zelf NIET.
Een vetpercentage is namelijk altijd een vergelijking met een bepaald gemiddelde. Voor jou kan een vetpercentage van X% helemaal prima zijn, terwijl dat voor je buurman totaal anders is.
Het is dus ook een stukje mindset - waar ik in dit artikel uitgebreid over schrijf.
Ik ga niet ontkennen dat het heel veel waarde kan toevoegen als je dat percentage netjes bijhouden en op basis daarvan aanpassingen kunt maken, maar op dit moment is dat simpelweg nog niet echt goed mogelijk voor iedereen.
Zolang jij je vetpercentage niet hebt laten meten op basis van het 4-C model (combinatie van meerdere methodes), moet je helemaal geen waarde hechten aan dat "gemeten" vetpercentage. Je hebt er namelijk niets aan, je houdt jezelf eerder voor de gek.
Het draait erom dat je tevreden bent jouw huidige vetpercentage.
En daarvoor is het echt niet nodig om jouw vetpercentage heel nauwkeurig te meten. Je kunt op basis van het beeld in de spiegel en hoe jij fit je je voelt prima zeggen of je vetpercentage te hoog of te laag is.
LET OP! Als je er niet zeker van bent dat je zelf goed kunt inschatten of jouw vetpercentage te laag of te hoog is, omdat je weet dat je een geschiedenis van eetstoornissen als anorexia of obesitas hebt. ZORG ER DAN VOOR DAT JE DIT NIET ZELF BESLIST, laat iemand met verstand van zaken je helpen.
Als je niet tevreden bent met jouw huidige vetpercentage, ga je ervoor zorgen dat dit daalt/stijgt net zolang tot je wel tevreden bent.
Dit neemt natuurlijk niet weg dat je INDIRECT moet tracken of je vetpercentage daalt of stijgt.
En dat indirecte tracken van jouw vetpercentage kun je op verschillende manieren doen. Voor 2 van die manieren (gewicht en lichaamsomtrekken) heb ik een sjabloon gemaakt in mijn gratis te downloaden trackingsheet:
Zoals ik eerder aangaf kun je ook een van de methodes - die ik in dit artikel beschrijf - een beetje aanpassen, zodat je ze wel betrouwbaar kunt gebruiken om jouw vetpercentage INDIRECT te tracken.
Je kunt namelijk de huidplooi metingen op 2 verschillende momenten prima met elkaar vergelijken zolang je kijkt naar de diktes van de verschillende huidplooien.
Op het moment dat de som van jouw huidplooi diktes daalt of sommige huidplooi diktes dalen, kun je er vanuit gaan dat je vet aan het verliezen bent (mits je een goed plan volgt).
Kortom, laat je niet gek maken door een percentage dat nauwelijks betrouwbaar is en dat de volgende dag zomaar ineens heel anders kan zijn.
Hou je geld liever in je zak en stuur bij op basis van metingen die wel te vertrouwen zijn..
Very good explanetions
Vergeet naast Tanita en Inbody ook zeker niet de SECA toestellen, die voor het meten van de vetmassa zijn gevalideerd tegen het 4C-model en voor visceraal vet zelfs gevalideerd tegen de MRI-scan 😉
Hi,
Heb je daar een referentie van? Heel benieuwd!
Een erg interessant artikel, leuk om te zien hoe de vetmetingen werken (of niet ;-)). Alleen klopt volgens mij de berekening in uw voorbeeld niet. U telt de afwijking bij het resultaat op, terwijl je ze juist met elkaar moet vermenigvuldigen. D.w.z. niet 20% + 15% maar 20% x 15%, oftewel plus of min 3%. Wat ook niet vergeten moet worden is dat DEXA en BIA ook visceraal vet meten, iets dat met de huidplooimeting dus niet kan. Mijn insteek overigens is (net als bij gewicht en BMI) dat de trend de juiste kant op gaat.
Interessant verhaal, die impedantiemetingen zijn mij te onbetrouwbaar. Wat ik doe is mijn taille meten en op een paar plaatsen de huidpooi meten. Dat doe ik zelf op een paar plaaten op mijn buik waar een sproet zit, dan weet ik zeker dat ik iedere keer dezelfde plaats pak. Mijn doel is uiteindelijk een platte buik zonder al te mager te worden. Ik wil me wel zo goed voelen om te kunnen wielrennen en tennissen e.d. Dan kun je beter niet overdreven dun zijn denk ik.